- Neonatale fase: vanaf de geboorte tot 14 dagen.
- Overgangsfase: van 14 tot 21 dagen
- Socialisatie fase: van 21 dagen (3 weken) tot 12 weken
- Angst fase: van 12 weken tot ± 6 maanden
- Puberteit: van ± 6 tot 9 maanden
Neonatale fase:
Zoals gezegd worden pups doof en blind geboren. Het enige wat ze kunnen is een tepel vinden, zuigen en warmte zoeken. Ze liggen in hun nest, kruipen dicht tegen elkaar en tegen de moeder aan om zichzelf warm te houden. Ze zijn volledig afhankelijk van de moeder.
Overgangsfase:
Tussen de tiende en de veertiende dag gaan oren en ogen open. Langzamerhand kunnen ze tussen de 14 een 21e dag horen en zien. Ze beginnen nu ook te kruipen om dingen te kunnen onderzoeken.
Socialisatie fase:
Op de 21e dag begint de socialisatie van de hond. In deze periode moet de hond met zoveel mogelijk zaken kennis maken. Andere honden (diverse rassen), mensen (in alle soorten, maten en leeftijden), verkeer, andere dieren (katten, konijnen, cavia’s, geiten, etc.), geluiden thuis etc. Het hondje leert met nieuwe situaties om te gaan. De lichamelijke ontwikkeling gaat razend snel. De pups oefenen zich in gedrag en omgaan met elkaar in het nest. In het begin van deze periode staat de pup open voor alle nieuwe indrukken. Hij wil alles benaderen wat onbekend is en is meestal nergens bang voor. Langzamerhand neemt de neiging tot benaderen van het onbekende af en ontwikkelt zich angstgedrag voor sommige onbekende dingen. Aan het einde van de socialisatiefase (t/m de elfde week) is het ontwijken maximaal en het naderen minimaal. Als de pup goed gesocialiseerd is, zal je hier nauwelijks iets van merken. De pup kan dan natuurlijk nog steeds ergens van schrikken, maar zal zich snel herstellen. Als er in het geheel geen of nauwelijks socialisatie heeft plaatsgevonden (de hond is geboren en getogen in een kennel zonder contact met mensen) ,dan ontstaat er grote angst voor mensen. Als de hond niet gesocialiseerd is met honden, dan ontstaat er grote angst voor honden. Dit noemen we een kennelsyndroom en dit is onomkeerbaar.
Angstfase:
In deze periode wanneer de pups meestal verhuizen wordt ook wel de 2e socialisatie periode genoemd. Het is van belang door te gaan met het socialiseren. De hond is in deze periode gevoeliger voor het oplopen van een trauma, daarom is juiste begeleiding voor zaken waar hij bang voor is van groot belang. Het is normaal dat een pup onbekende dingen wat voorzichtiger benadert in vergelijking met de eerste socialisatie periode. Hoeveel ‘last’ hij daarvan heeft, heeft te maken met de mate van eerdere socialisatie en met de genetische achtergrond ,maar ook zeker met de manier waarop de eigenaren met hem omgaan. Als er niet wordt door gesocialiseerd, vindt desocialisatie plaats; dit geeft dezelfde symptomen als een kennelsyndroom, alleen is dit met de juiste therapie nog wel voor een groot deel op te lossen
Puberteit:
In deze periode worden de honden volwassen.
Wat is kennelsyndroom?
Honden leren door goede socialisatie te generaliseren. Goede ervaringen met verschillende mensen vindt de hond dus vreemde mensen leuk, totdat iemand het tegendeel bewijst. In zo’n geval vindt de hond dan slechts die ene niet meer leuk, maar de anderen nog wel. Bij een hond met een kennelsyndroom voor mensen kan deze heel langzaam nog wel wennen aan die ene persoon ,maar ieder nieuw persoon is iets waar de hond doodsbang voor is. Dit betekent dus dat deze hond altijd in angst leeft bij iedere nieuwe situatie. Inslapen is vaak het meest diervriendelijk als je geen situatie kan creëren waar deze hond niet wordt blootgesteld aan alles waar hij doodsbang voor is.